e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte kaas, wrongel weitjeskaas: weiköskies (Stevensweert) hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] III-2-3
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen krulmuts: krulmöts (Stevensweert) muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)] III-1-3
witte kool kappes: kappes (Stevensweert, ... ), wit moes: wit moos (Stevensweert, ... ) witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] || witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)] I-7, III-2-3
witte kwikstaart kwikstaart: kwikstĕrt (Stevensweert), kwikstaartje: kwikstertje (Stevensweert), witte kwikstaart: witte kwikstert (Stevensweert) kwikstaart [SGV (1914)] || kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] III-4-1
witte waterlelie waterbloem: -  waterbloom (Stevensweert), waterlelie: -  waterlelie (Stevensweert) witte waterlelie [DC 17 (1949)] III-4-3
wittebrood weg: wèk (Stevensweert) wittebrood [SGV (1914)] III-2-3
woelen draaien: drèijö (Stevensweert) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)] III-1-2
woensdagx goensdag: goonsdaag (Stevensweert) Woensdag [SGV (1914)] III-4-4
woest, onachtzaam lopen lopen wie een gek: laope wie eine gek (Stevensweert) lopen: woest, onachtzaam lopen [ragge, bollieje] [N 10 (1961)] III-1-2
wolfsdak gebroken dak: gǝbrǭkǝ dāk (Stevensweert), wolfdak: wø̜lǝf˱dāk (Stevensweert) Zadeldak waarvan de topgevels zijn afgeknot. [N 4A, 23a; div.] II-9