e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

Gevonden: 3124
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dronken zat: zaat (Stevensweert, ... ) dronken [N 10 (1961)] || zat [SGV (1914)] III-2-3
dronken zijn een stuk in de voeten hebben: flink stuk in die veut hèùbe (Stevensweert) dronken [N 10 (1961)] III-2-3
droog blijven droog weer: druuech wéér (Stevensweert), t blijft over]: ’t drif euver (Stevensweert) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] || droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)] III-4-4
droogdoek, theedoek schotelenhanddoek: šoͅtələhantjdōk (Stevensweert) de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] III-2-1
drop drop: drop (Stevensweert) drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)] III-2-3
dropwater klitswater: klitswatör (Stevensweert) Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)] III-2-3
druifhyacint blauw druifje: -  blauwe druifjes (Stevensweert) blauwe druifjes [DC 60a (1985)] III-4-3
druilerig en koud weer miezelig (weer): miezelig wèr (Stevensweert), miezerig (weer): miezerig waer (Stevensweert), miezerig wèr (Stevensweert), mĭĕzörich (Stevensweert, ... ), nat (weer): eine naate zoome? (Stevensweert, ... ), naat (Stevensweert, ... ), náát wéér (Stevensweert), ps. niet omgespeld!  nāāt (Stevensweert) druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)] III-4-4
druipen van de regen zijpen: hê zeep van den rêgen (Stevensweert, ... ), hê ziep van den rêgen (Stevensweert, ... ), ziepe (Stevensweert) droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)] III-4-4
druiventros druiventros: droevetros (Stevensweert) druiventros [SGV (1914)] I-7