id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33610 | erf | boerengoed: būrəgōt (Stevensweert), erf: ɛrəf (Stevensweert), ɛ̄rəf (Stevensweert), goed: gōt (Stevensweert), hof: hōͅf (Stevensweert), plaats: plāts (Stevensweert) | I-7 |
33641 | erf en omliggende landerijen | hof: hǭf (Stevensweert) | De algemene benaming voor het boerenerf met de omliggende landerijen. [N 5AøIIŋ, 76f; L 38, 23] I-8 |
33278 | erwt, algemeen | erwt: ɛrt (Stevensweert) | Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24] I-5 |
33579 | erwten- of bonenranken | ranken: rengen (Stevensweert) | [N Q (1966)] I-7 |
24729 | esdoorn | esdoorn: NCDN ésdoorn (Stevensweert) | De esdoorn: een grote boom met dichte kroon; de twijgen zijn donkergrijs met groene knoppen; het blad is donkergroen, aan de onderzijde grijs; de bloemen staan in hangende trosvormige pluimen, terwijl de gevleugelde zaden onderling een scherpe hoek vormen [N 82 (1981)] III-4-3 |
21374 | etiquette - <stroef persoon> | zure, een ~: zoere (Stevensweert) | stroef (een ~ man) [SGV (1914)] III-3-1 |
18047 | etter | materie: meteerie (Stevensweert) | etter [SGV (1914)] III-1-2 |
24143 | europese kanarie | kanarie: kanarie (Stevensweert) | kanarie, Europese ~ (11,5 gelig-bruinig; heel kort bekje, gele stuit; nog niet lang hier op trek; nog zeldzaam; meest in Oost-Brabant; laatste tijd als bastaard * gewone kanarie in kooi; zang stelt niet veel voor, rinkelend [N 09 (1961)] III-4-1 |
24144 | fazant | fazant: fazant (Stevensweert), korhoen: kòrhoon (Stevensweert) | fazant || fazant (83 bekende jachtvogel; hen bruin en kleiner dan de kleurige haan [N 09 (1961)] III-4-1 |
25170 | fijne hagel | hagel: hagel (Stevensweert) | fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)] III-4-4 |