33503 |
groente, algemeen |
groente:
NCDN
greuntö (L378p Stevensweert)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)]
I-7
|
21328 |
groentevrouw |
mooswijf:
mooswief (L378p Stevensweert)
|
groentevrouw [SGV (1914)]
III-3-1
|
21329 |
grof |
grof:
groaf (L378p Stevensweert)
|
grof [SGV (1914)]
III-3-1
|
17547 |
grof gebouwd |
flink:
flink (L378p Stevensweert),
fors:
foars (L378p Stevensweert),
grof:
groaf (L378p Stevensweert)
|
Grof gebouwd: groot, zwaar (struis, grof). [N 84 (1981)] || zwaar van lichaamsbouw [grof, stug, struis] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18300 |
groflinnen beenwindsel |
slobkous:
slopkouse (L378p Stevensweert)
|
windsels, groflinnen lappen of ~ die bij koud of nat weer en bij vuil werk met linten of knopen om de broekspijpen worden gebonden [slophooze, beenslette, beenwagge, gette, slikbagge] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33321 |
grond waarop de boerderij staat |
boerengoed:
būrǝgōt (L378p Stevensweert),
hof:
hǫf (L378p Stevensweert),
hoogte:
hȳǝx˱dǝ (L378p Stevensweert)
|
Vaak zijn boerderijen op een natuurlijke lichte verhoging in het terrein gebouwd. Naast de meer algemene benamingen van de plek waarop het bedrijf ligt, vinden we dan ook enkele specifiek op die hoogte betrekking hebbende benamingen. Ze staan achter in het lemma bijeen. [N 5A, 74a; A 10, 1; monogr.]
I-6
|
33674 |
grond, aarde |
aarde:
ē̜rt (L378p Stevensweert),
ɛrt (L378p Stevensweert),
grond:
gronjtj (L378p Stevensweert),
grōnjtj (L378p Stevensweert)
|
De algemene benaming. [S 1, 7, 11, 42; Wi 52; R III, 5, 6, 7, 8; L A1, 150; Vld.; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
24951 |
grondwater |
grondwater:
groantjwáátör (L378p Stevensweert)
|
grondwater, water dat zich in de grond bevindt oa doordat regenwater door de losse bovengrond tot op een harde laag zakt [zakwater, kwelm] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20346 |
grootmoeder |
grootmoeder:
groitmooder (L378p Stevensweert),
grootmoodər (L378p Stevensweert),
grôatmooder (L378p Stevensweert),
oma:
ooma (L378p Stevensweert)
|
grootmoeder [DC 05 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-2
|
20345 |
grootouders |
grootouders:
groitoajers (L378p Stevensweert),
grootòjərs (L378p Stevensweert)
|
grootouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|