e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

Gevonden: 3124
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gruwelijk gruwelijk: (het werkwoord groelig bestaat ook; det groelt mich tège).  groelig (Stevensweert) gruwelijk [SGV (1914)] III-1-4
guit snaak: snaak (Stevensweert) guit [SGV (1914)] III-1-4
gulden gulden: gölje (Stevensweert) gulden [SGV (1914)] III-3-1
gulp van een broek gulp: gölp (Stevensweert) gulp, met knoopjes te sluiten voorsplit [rötsj, fluitje] [N 23 (1964)] III-1-3
gulzig gulzig: gölzich (Stevensweert) gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)] III-2-3
gunnen gunnen: gŭnne (Stevensweert) gunnen [SGV (1914)] III-1-4
guur, kil en schraal weer grillig (weer): gèllig wèr (Stevensweert), killig (weer): kĕllig (Stevensweert), kèèlich (Stevensweert), snijdende wind: snīēöndö wintj (Stevensweert), zuur (weer): zoer waer (Stevensweert), zoer wèr (Stevensweert) huiverig, koud, guur weer [grellig, zoer, locht, schrauw] [N 22 (1963)] || kil [SGV (1914)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || snijdend, droog en onaangenaam koud, gezegd van het weer [guur, onguur, stuurs] [N 81 (1980)] III-4-4
haag heg: hęk (Stevensweert) Omheining van levend hout ter afpaling van een erf of een stuk land. Men kent verschillende soorten hagen onder andere beukenhaag, elzenhaag, ligusterhaag, meidoornhaag, taxushaag en vlierhaag. [N 14, 62; RND 20; Wi 9; S 13, add.; Vld.; A 25, 4a; L 1a-m; L B2, 279; JG 1b, add.; L 32, 45; monogr.] I-8
haagappel haanappel: aanappel (Stevensweert) haagappel [SGV (1914)] III-4-3
haagbeuk haagbeuk: NCDN  háágbeuk (Stevensweert) Haagbeuk: eigenlijk een boom die gebruikt wordt om hagen te vormen; blad lijkt meer op een iepeblad dan op een beukeblad; heeft hangende katjes (elzenteer, beuketeer, esselteer, teer). [N 82 (1981)] III-4-3