21458 |
haten |
haten:
haate (L378p Stevensweert)
|
haten [SGV (1914)]
III-3-1
|
32977 |
haver |
haver:
hāvǝr (L378p Stevensweert)
|
Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
33386 |
haverkist, hakselkist |
haverkist:
[haver]kes (L378p Stevensweert)
|
De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|
20675 |
havermout |
havermout:
haavermout (L378p Stevensweert)
|
havermout [SGV (1914)]
III-2-3
|
24480 |
hazelaar |
hazenootboom:
-
assenootbaumə (L378p Stevensweert),
hazenotenstruik:
assenootestroek (L378p Stevensweert)
|
hazelnoot - boom (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)] || hazelstruik [SGV (1914)]
III-4-3
|
21000 |
hazelnoot |
hazenoot:
ssenoot (L378p Stevensweert),
-
assenoot (L378p Stevensweert)
|
hazelnoot [SGV (1914)] || hazelnoot - vrucht (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)]
III-4-3
|
24320 |
hazenleger |
kot:
WLD
kōēts (L378p Stevensweert)
|
Hoe noemt u de vaste ligplaats van een haas (leger, lechter, pot) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
19534 |
hecht van een mes |
handvat:
handjvat (L378p Stevensweert),
heft:
hef (L378p Stevensweert),
steel:
steel (L378p Stevensweert)
|
handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)] || heft [SGV (1914)]
III-2-1
|
17857 |
heen en weer draaien |
van hot naar haar draaien:
vàn hòt noa hoar drèjjö (L378p Stevensweert)
|
Heen en weer draaien (drispelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17865 |
heen en weer schuiven |
van hot naar haar schuiven:
vàn hòt noa hoar sjūūvö (L378p Stevensweert)
|
Heen en weer schuiven (winaauwen, wiemelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|