19581 |
kruik |
kruik:
krouk (P058p Stevoort)
|
kruik [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|
20712 |
kruim |
binnenste, het -:
benneste (P058p Stevoort)
|
kruim [ZND 29 (1938)]
III-2-3
|
20806 |
kruimel |
greumel:
greemel broet (P058p Stevoort)
|
kruimel brood [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
17573 |
kruin |
kruin:
kroun (P058p Stevoort),
kruintje:
kruunke (P058p Stevoort)
|
de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
17649 |
kruis |
kruis:
e kruiës, twieje kruis (P058p Stevoort),
iej kruijes, twie kruis (P058p Stevoort),
krøi̯s (P058p Stevoort),
krø̜̄.s (P058p Stevoort)
|
Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14]
I-11, I-9, III-3-3
|
23203 |
kruisbeeld |
crucifix (<lat.):
ə crucifiks (P058p Stevoort),
kruis:
kruijes (P058p Stevoort)
|
Kruisbeeld. [ZND 22 (1936)]
III-3-3
|
33551 |
kruisbes |
doornkroezel:
dzjonkroesels (P058p Stevoort),
kroezel:
kroesels (P058p Stevoort),
krōēzel (P058p Stevoort)
|
kruisbes [ZND 16 (1934)]
I-7
|
32798 |
kruiselings eggen |
in het kruiswaarts [eggen]:
en t krø̜̄.swáts (P058p Stevoort),
op zijn lang en terwars [eggen]:
op ˲zǝ lá.ŋk ɛn tǝrwi̯ā.s (P058p Stevoort)
|
Bij de bewerking van stoppelland zowel als bij onkruidbestrijding egt men het stuk vaak kruisvormig, d.w.z. in de lengte en in de breedte. Gewoonlijk worden alleen brede akkers op deze wijze bewerkt; wanneer men een smalle akker (ook) in de breedte egt, moet er immers veel vaker gekeerd worden, wat meer tijd vraagt dan wanneer men die akker (nog eens) in de lengte egt. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zij verwezen naar de toelichting op het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 84b]
I-2
|
23313 |
kruisen, kruisdagen? |
kruisdag:
kruisdagen
krö:zdə:ch (P058p Stevoort)
|
kruisen [RND]
III-3-3
|
26823 |
kruiwagen |
kruiwagel:
krø̜̄wǭgǝl (P058p Stevoort)
|
Kleine eenwielige kar met twee berries, waarmee hij door een mens voortgeduwd en soms ook getrokken wordt. Vaak is er op de berries een bak gemonteerd, waarvan de zijplanken soms afgenomen kunnen worden. Er bestaan echter ook kruiwagens zonder zijplanken en met enkel een hoge voorplank, waarbij de berries via scheien met elkaar verbonden zijn. Zie voor het onderscheid de lemmata bakkruiwagen, scheienkruiwagen en platte kruiwagen. De informant van P 214 merkt hierover op: een soort kruiwagens met planken bodem. Zijstukken kunnen naar believen opgezet of afgenomen worden". De kruiwagen wordt gebruikt voor het vervoer van kleine lasten, zoals bijvoorbeeld mest. Volgens de informant uit Q 77 werd de kruiwagen gebruikt "om allerlei materiaal (behalve cement, zand enz.) te vervoeren" Volgens de informant uit L 269 gebruikt men de kruiwagen wel om zand te vervoeren. De respondent uit L 377 vermeldt als mogelijke vrachten "zakken - ook ander goed (aardappelen, wortels, steenkolen)". Zie voor meer informatie ook de lemmata kruiwagen in wld II,4, in wld II, 8 en in wld II, 9 en steenkar in wld II, 8. [N 18, 97a; N G, 51; N 11, 28; RND, 129; Gwn 8, 1b; S 19; L 29, 4; L 16, 19a; L 1a-m; L 1u, 139; L 45, 14a; L B, 193; JG 1d; A 14, 14a; monogr.]
I-13
|