e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevoort

Overzicht

Gevonden: 1951
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kweepeer kweekpeer: kwiekpère (Stevoort), kwikpijer (Stevoort) [ZND 29 (1938)] I-7
kwezel kwezel: waa’n kweezel (Stevoort), wat ien kwezel (Stevoort) Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)] III-3-3
kwispelstaarten be zijn staart houwen: bij zijne stat hooën (Stevoort), kwispelen: kwespele (Stevoort) kwispelstaarten [ZND 29 (1938)] III-2-1
laag grond laag: laog (Stevoort), lōəch (Stevoort) laag (znw.) [ZND 29 (1938)] III-4-4
laag schoven op de wagen laag: lōx (Stevoort) Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
laaggelegen weidegrond broek: bruk (Stevoort) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagte in het landschap diepte: diepte (Stevoort), laagte: lēxtǝ (Stevoort) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
laars (alg.) bot: botte (Stevoort), -> e paër botte.  bot (Stevoort) Laars, een paar laarzen [ZND 37 (1941)] || Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)] III-1-3
ladderboom leerbalk: (mv)  līrba.lǝkǝ (Stevoort) Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b] I-13
lade lade van de tafel: laoə van də tofəl (Stevoort) lade van een tafel [ZND 37 (1941)] III-2-1