24209 |
meerkoet |
bleshen:
bleshin (P058p Stevoort)
|
meerkoet
III-4-1
|
21273 |
meester |
meester:
mestər (P058p Stevoort)
|
(school)meester [RND]
III-3-1
|
33337 |
meid, dienstmeid |
maagd:
mǭxt (P058p Stevoort)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24582 |
meidoorn |
haagdoorn:
zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd
haagdjōjn (P058p Stevoort)
|
haag- of meidoorn, met witte bloemen [ZND 24 (1937)]
III-4-3
|
24331 |
meikever |
meikever:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
mēēkiever (P058p Stevoort),
mulder:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
mòldər (P058p Stevoort)
|
meikever [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
20309 |
meisje |
meidje:
metske (P058p Stevoort)
|
meisje [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
33294 |
melganzevoet |
meel:
mīǝ.l (P058p Stevoort)
|
Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.]
I-5
|
34237 |
melk |
melk:
mē.lǝk (P058p Stevoort),
mɛ.lǝk (P058p Stevoort),
mɛlk (P058p Stevoort),
mɛlǝk (P058p Stevoort)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
34246 |
melkafromer |
afromer:
ǭ.frumǝr (P058p Stevoort)
|
De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkboer:
miləkbu:r (P058p Stevoort)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|