17911 |
persen |
werken:
wɛrǝkǝn (P058p Stevoort)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47]
I-11
|
24856 |
perzikkruid |
reutsel:
rīǝ.tsǝl (P058p Stevoort)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (P058p Stevoort, ...
P058p Stevoort)
|
pet (hoofdbedekking voor mannen) - zijn er verschillende benamingen? [ZND 16 (1934)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33568 |
peterselie |
peterselie:
petərse.li (P058p Stevoort)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33508 |
peul, dop (znw) |
dols:
doͅls (P058p Stevoort)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
peulen:
pōələ (P058p Stevoort)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33569 |
peulerwten |
erwten bet dolzen:
ēͅ.tə beͅd oͅlzə (P058p Stevoort),
zonder rand:
zoͅnəreͅŋ (P058p Stevoort)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17991 |
pijn |
pijn:
pɛ:in (P058p Stevoort)
|
pijn [RND]
III-1-2
|
33055 |
pikbinder |
binder:
bęŋǝr (P058p Stevoort)
|
Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
26554 |
pinnen |
ijzeren spijen:
ęǝzǝrǝ spejǝ (P058p Stevoort)
|
De (ijzeren) pinnen waarmee de molensteen aan de beugels van de steenkraan wordt bevestigd. [Vds 205; Jan 184; Coe 167; Grof 200]
II-3
|