17877 |
bont en blauw slaan |
zwart en blauw houwen:
hooë: houwen
zwat in blou gəhout (P058p Stevoort),
zwart en blauw slaan:
hooë: houwen
zwat in blou sluin (P058p Stevoort)
|
bont en blauw geslagen [RND]
III-1-2
|
22552 |
boog |
boog:
boog (P058p Stevoort),
buuch (P058p Stevoort, ...
P058p Stevoort)
|
boog [RND] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)]
III-3-2
|
24472 |
boom (alg.) |
boom:
bum (P058p Stevoort)
|
boom [RND]
III-4-3
|
33511 |
boomgaard |
fruitwei:
freutwee (P058p Stevoort),
freutweej (P058p Stevoort),
frø̄t[wei} (P058p Stevoort),
varkensbogaard:
vɛrkəs˂bōgət (P058p Stevoort),
varkensboomgaard:
verkesbogəd (P058p Stevoort)
|
boomgaard [ZND 22 (1936)]
I-7
|
34565 |
boomwagen |
nuts:
nuts (P058p Stevoort)
|
Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.]
I-13
|
33280 |
boon, algemeen |
boon:
bou̯n (P058p Stevoort),
bun (P058p Stevoort)
|
Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23]
I-5
|
21178 |
boot(je) |
boot(je):
bootje (veur te roje) (P058p Stevoort)
|
een bootje (om te roeien) [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
19600 |
bord |
telloor:
teͅlø̄r (P058p Stevoort),
təly(3)̄r (P058p Stevoort)
|
bord (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)]
III-2-1
|
21594 |
borg blijven |
borg blijven:
zoals beurre uitgesproken
böurg blijven vöur îmand (P058p Stevoort),
borg staan:
doë stŏn ich böurg veur (P058p Stevoort)
|
Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
26141 |
borst |
borst:
bǭ.st (P058p Stevoort)
|
Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9
|