20526 |
eierkoek |
eierkoek:
eeərkoĕk (P058p Stevoort)
|
eierkoek [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
24478 |
eik |
eik:
e:k (P058p Stevoort),
eek (P058p Stevoort),
-
eek (P058p Stevoort),
eikenboom:
eekeboem (P058p Stevoort),
-
eekeboom (P058p Stevoort)
|
eik [RND], [ZND 20 (1936)] || eikenboom [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
24479 |
eikel |
eikel:
ekəls (P058p Stevoort),
ikkel (P058p Stevoort),
-
ikkels (P058p Stevoort)
|
eikel [ZND 34 (1940)] || eikels [RND] || eikels zoeken [ZND 20 (1936)]
III-4-3
|
32734 |
eindvoor in het midden |
pijpvoor:
pę̄.p˲[voor] (P058p Stevoort)
|
De middenvoor is de laatste voor van een akker die men (met een enkele ploeg) uiteengeploegd heeft: de gemeenschappelijke eindvoor van de buitenwaarts geploegde akkerhelften. Een soortgelijke voor ontstaat ook tussen de delen van een op panden te ploegen akker. Naar gelang de omstandigheden ploegt men ofwel een brede of een diepe middenvoor, die als watervoor kan dienen, ofwel een smalle of een ondiepe voor, die desgewenst nog wordt dichtgesleept. Men zie ook het lemma de laatte voor ploegen onder A. Doorgaans heeft met name de niet-specifieke term voor alleen in dat verband de betekenis "middenvoor". [N 11, 55; N 11A, 121d; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
32743 |
eindvoor van een wendakker |
hoofdvoor:
hyt˲vōr (P058p Stevoort)
|
Na het ploegen van een wendakker, of deze nu haaks op de lange voren of hoeks op de geervoren van het grote middendeel gelegen is, blijft er een open voor over. Als de wendakker binnenwaarts is omgeploegd, ligt deze eindvoor aan de buitenkant en valt zij veelal samen met de dwarsgrens van de akker. Is de wendakker echter buitenwaarts omgeploegd, dan ligt deze voor zover van de kant af, dat de (lange of geer-)voren van het grote middenstuk er als het ware in uitmonden. [N 11A, 128a + b; div.]
I-1
|
18112 |
eksteroog |
eksteroog:
eekstəroech (P058p Stevoort)
|
eksteroog (op de tenen, fr. cor) [ZND 19 (1936)]
III-1-2
|
28846 |
elastiek |
elastiek:
lastik (P058p Stevoort)
|
Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.]
II-7
|
19685 |
elektriciteit |
elektriek:
electrik (P058p Stevoort)
|
electriciteit [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
21257 |
elektrische tram |
elektrieken tram:
elektrikken tram (P058p Stevoort)
|
Een electrische tram. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
18829 |
ellende (lijden) |
ellende:
heeje zïed inne ellende (P058p Stevoort),
ig ben zik van ellende (P058p Stevoort),
misre:
heeje zïed inne mizeere (P058p Stevoort)
|
Hij zit in de ellende. [ZND 35 (1941)] || Ik ben ziek van ellende. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|