19686 |
emmer |
emmer:
emər (P058p Stevoort, ...
P058p Stevoort),
imər (P058p Stevoort, ...
P058p Stevoort),
tob:
toͅp (P058p Stevoort, ...
P058p Stevoort)
|
emmer [ZND 08 (1925)], [ZND 24 (1937)]
III-2-1
|
23263 |
engel |
engel:
innen engel twieje engel (P058p Stevoort)
|
Een engel, twee engelen. [ZND 34 (1940)]
III-3-3
|
33605 |
enten |
greffelen:
grèffelel (P058p Stevoort),
griffelen:
grefələ (P058p Stevoort)
|
[RND 08] [ZND 34 (1940)]
I-7
|
28827 |
entre-deux |
entre-deux:
entre-deux (P058p Stevoort)
|
Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5]
II-7
|
17985 |
epidemie |
ziekte die aanhalig is:
dei zikde is aaənhoəlig (P058p Stevoort)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛrt (P058p Stevoort),
ɛ̄t (P058p Stevoort)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5
|
24729 |
esdoorn |
es:
of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable
es (P058p Stevoort)
|
es, esdoorn [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
20855 |
eten (ww.) |
eten:
ēei̯te (P058p Stevoort),
ijte (P058p Stevoort),
īē-itə (P058p Stevoort)
|
eten [RND], [ZND 25 (1937)]
III-2-3
|
20719 |
etensresten |
overschot:
euverschoot (P058p Stevoort)
|
hoe heten de resten van het eten van mensen [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
18047 |
etter |
materie:
mətērə (P058p Stevoort)
|
Hoe noemt men het geelachtige of gronachtige vocht, dat uit een zweer komt (Nederl. etter, pus) ? [ZND 49 (1958)]
III-1-2
|