20838 |
flauw |
weps:
weps (P058p Stevoort)
|
meeps (flauw van smaak) [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
19288 |
flikflooien |
fletsen:
ook materiaal znd 23, 55
fletse (P058p Stevoort),
mouwvegen:
ook materiaal znd 23, 55
mouwveege (P058p Stevoort),
strijken:
ook materiaal znd 23, 55
strijəke (P058p Stevoort)
|
flikflooien [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
fluim (P058p Stevoort),
rochel:
(rŏchel) (P058p Stevoort),
spuw:
spauw (P058p Stevoort)
|
fluim [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
fezelen:
Van Dale: fiezelen, (gew.) fezelen.
fi[ə}zele (P058p Stevoort),
fiezele (P058p Stevoort),
fiezelen (P058p Stevoort)
|
fluisteren [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.) broek:
in floere brŏek (P058p Stevoort)
|
een fluwelen broek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
33755 |
fokmerrie |
kweekmerre:
kwekmø̜rǝ (P058p Stevoort)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
kurrenzoog:
kørǝzou̯.x (P058p Stevoort),
kweekzoog:
kweksou̯x (P058p Stevoort)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|
21559 |
fooi |
drinkgeld:
drinkgeld (P058p Stevoort)
|
fooi [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
34119 |
forsgebouwde koe |
stuk van een koe:
støk van ēn kǫu̯w (P058p Stevoort)
|
[N 3A, 141a]
I-11
|
21556 |
fortuin maken |
fortuin maken:
heeje git fortuun maoake (P058p Stevoort)
|
Fortuin. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|