e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevoort

Overzicht

Gevonden: 1951

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
altaar altaar (<lat.): op den ouəter (Stevoort) Op het altaar (let op het geslacht!) [ZND 32 (1939)] III-3-3
andijvie andijvel: andievel (Stevoort, ... ), dijvel: dy.vəl (Stevoort) [Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] [ZND 32 (1939)] I-7
ang ang: (Stevoort) Het dun toelopende uiteinde van de sluisstijlen dat past in een daarmee overeenstemmend gat van de sluisbalk en de slagdorpel, het anggat. In het lemma zijn zowel benamingen voor de ang als voor het anggat opgenomen. [Vds 37; Jan 33] II-3
angel angel: áŋǝl (Stevoort) Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.] II-6
angel van bij of wesp angel: angel (Stevoort) angel, van bij of wesp [ZND 32 (1939)] III-4-2
anjelier kernoffel: kernoffels (Stevoort) I-7
appel, algemeen appel: appel (Stevoort, ... ) [ZND 01 (1922)] [ZND 26 (1937)] I-7
appelbol kattekop: kattekop (Stevoort) appel in deeg gedraaid en in de oven gebakken [ZND 32 (1939)] III-2-3
appelmoes appelspijs: appelspijs (Stevoort), frats: frats (Stevoort) appelmoes [ZND 32 (1939)] III-2-3
aren lezen oogsten: ustǝ(n) (Stevoort) Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2] I-4