20676 |
room |
room:
roum (L296p Steyl),
rǫu̯m (L296p Steyl)
|
Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.] || room [SGV (1914)]
I-11, III-2-3
|
20084 |
roos (rosa) |
roos:
rōēs (L296p Steyl)
|
roos [SGV (1914)]
III-2-1
|
20537 |
roosteren |
roosteren:
rūūstere (L296p Steyl)
|
roosteren; Hoe noemt U: Op een rooster braden (roosteren, horsen, hersen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20896 |
rotten |
rotten:
ròtte (L296p Steyl)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33583 |
rotten, van fruit |
rotten:
ròtte (L296p Steyl)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
I-7
|
21330 |
royaal |
gul:
göl (L296p Steyl),
royaal (<fr.):
rojaal (L296p Steyl),
roojaal (L296p Steyl)
|
gul [SGV (1914)] || royaal [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
20846 |
rozijn |
rozijn:
rezīēn (L296p Steyl)
|
Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
17767 |
rug |
rug:
rĕŭk (L296p Steyl),
rök (L296p Steyl, ...
L296p Steyl,
L296p Steyl)
|
rug [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
33750 |
ruin |
ruin:
ryn (L296p Steyl)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
ruiten:
rōēten oas (L296p Steyl)
|
Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)]
III-3-2
|