17822 |
vallen |
vallen:
vālle (L296p Steyl)
|
vallen [SGV (1914)]
III-1-2
|
19051 |
vals |
vals:
valsch (L296p Steyl)
|
valsch [SGV (1914)]
III-1-4
|
22331 |
vals spelen |
foetelen:
foetele (L296p Steyl)
|
Term van kinderen voor "vals spelen". [BN 03]
III-3-2
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
rȳzǝlǝ (L296p Steyl),
rȳzǝlǝn (L296p Steyl)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
17824 |
vangen |
vangen:
vange (L296p Steyl),
vangen (L296p Steyl)
|
vangen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
34297 |
varken |
varken:
vɛrkǝ (L296p Steyl)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkenshok:
vɛrǝkǝshǫk (L296p Steyl)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
33393 |
varkenstrog |
trog:
trōx (L296p Steyl)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|
20646 |
varkensvet |
reuzel:
reuzel (L296p Steyl),
smout:
sjmalt (L296p Steyl)
|
reuzel [DC 17 (1949)] || smout [SGV (1914)]
III-2-3
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
schaapskeutels:
sxāpskø̄tǝls (L296p Steyl),
varkenskeutels:
vɛrkǝskø̄tǝls (L296p Steyl)
|
[N 76, 35; A 9, 24d]In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c]
I-12
|