18434 |
winkelhaak |
winkelhaak:
winkelhoak (L296p Steyl)
|
winkelhaak [SGV (1914)]
III-1-3
|
33238 |
winterwortelen |
wortelen:
wǫrtǝlǝ (L296p Steyl)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
25174 |
wisselvallig weer |
kwakkelweer:
kwakkel waer (L296p Steyl),
kwaklucht:
kwaklôch (L296p Steyl)
|
lucht die wisselvallig weer betekent [kwaklucht, knoeilucht] [N 81 (1980)] || nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33479 |
witte aalbes |
witte miemer:
mv: -en
witte miemer (L296p Steyl)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
20654 |
witte kool |
kappes:
kappes (L296p Steyl)
|
witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
keviep:
kefiep (L296p Steyl)
|
kwikstaart [SGV (1914)]
III-4-1
|
20620 |
wittebrood |
weg:
wèk (L296p Steyl)
|
wittebrood [SGV (1914)]
III-2-3
|
24907 |
woensdagx |
goensdag:
goonsdaag (L296p Steyl)
|
Woensdag [SGV (1914)]
III-4-4
|
23337 |
wonder |
wonder:
wonger (L296p Steyl)
|
wonder [SGV (1914)]
III-3-3
|
19835 |
wonen |
huizen:
hoeze (L296p Steyl),
nesten:
nèste (L296p Steyl),
wonen:
wōēne (L296p Steyl)
|
een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || huizen (ww.) [SGV (1914)] || wonen [SGV (1914)]
III-2-1, III-4-1
|