e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knellen pitsen: pitṣə (Stokkem) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-2
knellen, gezegd van schoenen pitsen: pitṣə (Stokkem) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-3
knevels knevels: knivǝls (Stokkem) Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45] I-10
knie knie: kne.i (Stokkem), kne:j (Stokkem) knie [RND], [ZND 28 (1938)] III-1-1
knieband voor een stier of kalf knieband: knējbant (Stokkem) IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.] I-11
knielbankje knielbankje: kneelbenkske (Stokkem) Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
knielen knielen: kneele (Stokkem) Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)] III-3-3
knielkussen kussen: kusse (Stokkem) Het knielkussen op de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
kniezen kniezen: ə zit alti:d tə kneizə (Stokkem) Hij is altijd aan t kniezen (ontevreden, morren). [ZND 28 (1938)] III-1-4
knijpen pitsen: pitṣə (Stokkem) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-2