e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijzen, uit de aren vallen ruizelen: ry.zǝlǝ (Stokkem) Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.] I-4
rimpels rimpsels: rumpschellen (Stokkem), rømpšələ (Stokkem) rimpels (in het gezicht) [ZND 41 (1943)] III-1-1
ring ring: eneREngk--S (Stokkem) ring [GTP] III-1-3
ringen trompen: tro.mpǝ (Stokkem) Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.] I-12
ringen, randen verwijderen van peulvruchten ringen: reͅŋə (Stokkem) [Goossens 1b (1960)] I-7
ringtang tromptang: tromptaŋ (Stokkem) Tang waarmee men het varken een ring in de neus zet. [N 76, 47] I-12
rinkelen met de altaarbel bellen: belle (Stokkem) Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)] III-3-3
rins garstig: gaastig (Stokkem), sterk: sterk (Stokkem) Een rinse smaak (zuurzoet, gelijk sommige suikerbonbons). [ZND 41 (1943)] III-2-3
rits bloemenmesje: bloemenmesje (Stokkem) Werktuig met een gutsvormig lemmet, waarmee met een trekkende beweging smalle sneden op de buitenkant van de klomp worden aangebracht. Zie ook afb. 252. De klompenmaker gebruikt meestal verschillende ritsen waarvan het lemmet is aangepast aan het motief dat hij op de klomp wil aanbrengen. [N 97, 113-116; Bakeman 9] II-12
ritssluiting tirette (fr.): tiret (Stokkem) Ritssluiting [DC 64 (1989)] III-1-3