e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rode kool rood moes: rūət mōs (Stokkem) Rode kool (als plant of gewas) [Goossens 1b (1960)] I-7
rode renet, sterappel binnenrode: bènneroeje (Stokkem) sterappel I-7
rododendron rododendron: rododendron (Stokkem) [DC 76 (2002)] I-7
roede pezerik: pizǝrek (Stokkem), roede: rōj (Stokkem) Elk van de twee zware houten of ijzeren balken die kruislings door de askop gaan. De roeden vormen het lichaam van de vier molenwieken, waarop de hekwerken zijn bevestigd. Zij zitten vastgespied in de kop van de molenas. Een houten roede bestaat uit drie delen: het middenstuk, dat door de askop steekt (de borst) en daarop bevestigd de twee eigenlijke roeden of einden. Zie ook afb. 36 en 37. [N O, 1a; N O, 6b; Sche 30; monogr.; Vld] || Mannelijk geslachtsdeel. [N 76, 14; monogr.] I-12, II-3
roef brug: brøq (Stokkem) Bij de constructie van een zinken dak de strook zink die over de roeflat wordt gewerkt en waarin de opstaande kanten van het dakzink worden opgesloten. Zie ook afb. 85b. [N 64, 150c] II-9
roegewant kruis: krȳs (Stokkem) De twee roeden met de vier einden met toebehoren. In l 320a maakte men onderscheid tussen een lang (laŋk) en een kort (kǫrt) gevlucht. [N O, 6c; Sche 29; A 42A, add.; A 42A, 65 add.; A 42A, 62 add.] II-3
roep- en lokwoord voor de gans piele, wiel, wiele: pīlǝ, wīǝlǝ, wīǝlǝ (Stokkem) Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6] I-12
roep- en lokwoord voor de kip pik, pik, pik: pek, pek, pek (Stokkem), tie, tie: tīǝ, tīǝ (Stokkem), tiet, tiet, tiet: tit, tit, tit (Stokkem) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor een big kudje, kudje, kudje: køtšǝ, køtšǝ, køtšǝ (Stokkem) Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het kuiken kuik, kuik, kuik: kyk, kyk, kyk (Stokkem), tik, tik: tek, tek (Stokkem) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12