19090 |
gedienstig |
gedienstig:
gedeenstig (L423p Stokkem)
|
gedienstig
III-1-4
|
24000 |
gedoopt worden |
gedoopt worden:
geduip wère (L423p Stokkem)
|
Gedoopt worden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19046 |
geduld |
patintie:
pasjensie (L423p Stokkem)
|
geduld
III-1-4
|
23666 |
gedurige aanbidding |
gedurende aanbidding:
gedurende aanbidding (L423p Stokkem)
|
Altijddurende/gedurige aanbidding van het Sacrament des Altaars. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18916 |
gedwee |
zich goed laten gezeggen:
ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49
dat kɛ̝ing ly(3)̄ət səx xōt xə zɛ̝gə (L423p Stokkem)
|
gedwee [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21586 |
geen ... waard |
geen cent waard:
gənə seͅnt wiɛt (L423p Stokkem)
|
Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
19280 |
geen rust hebben |
geen rust hebben:
ə ɛt xɛin ras (L423p Stokkem)
|
hij heeft geen rust [ZND 42 (1943)]
III-1-4
|
29054 |
geer |
geertje:
gīrkǝ (L423p Stokkem)
|
Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.]
II-7
|
32746 |
geerakker |
kortvoren:
kǫrt˲vōrǝ (L423p Stokkem)
|
Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.]
I-1
|
24078 |
geestelijke |
geestelijke:
geistelik (L423p Stokkem)
|
Een priester die geen pater is [heer, geesteling]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|