e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stokkem

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aureool kroon: kroen (Stokkem), nimbus: nimbus (Stokkem) De gouden lichtkrans of -kring boven om het hoofd van een heiligenbeeld [aureool, nimbus?]. [N 96A (1989)] III-3-3
autoped trottinette (fr.): /  trontenet (Stokkem), trottinet (Stokkem), NB trottienètte: autoped rijden.  trottienèt (Stokkem) / [SND (2006)] || Autoped. || step [SND (2006)] III-3-2
avondgebed avondgebed: aovendgebed (Stokkem) Het avondgebed/avondsgebed met gewetensonderzoek [aovendgebed, aovesgebed, aoëvetsjebed?]. [N 96B (1989)] III-3-3
avondmaal avondbrood: aovendbroeëd (Stokkem) avondmaal III-2-3
avondtriduüm avondtridum: aovendtridium (Stokkem) Een godvruchtige oefening op drie achtereenvolgende avonden, avondtriduüm. [N 96B (1989)] III-3-3
avondwake wake: de waak (Stokkem) De dienst gehouden op de avond voorafgaand aan de begrafenis. [N 96D (1989)] III-3-3
azijn azijn: azīn (Stokkem), eedje: aedsje (Stokkem), oude vorm  ɛiti̯ə (Stokkem), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m  ètche (Stokkem) azijn [ZND 01u (1924)] || Azijn (kent u hier andere woorden voor). [ZND 42 (1943)] III-2-3
b. houten roerriek breedselknous: briǝsǝlknou̯s (Stokkem) Korte houten riek of gaffel gebruikt om het veevoer in de koeketel of varkensketel om te roeren. Doorgaans, indien aanwezig en bekend, tezamen met de voerriek in gebruik. Soms is het niet meer dan een eenvoudige houten stok of knuppel. Voor brijzel- in brijzelknous, enz. zie de namen voor de veevoerketel in aflevering I.6. [N 18, 31] I-5
baan van een aambeeld werkvlak: werǝk˲vlak (Stokkem) Het bovenvlak van het aambeeld waarop het smeedwerk wordt uitgevoerd. In de baan kunnen één of meer gaten zijn aangebracht waarin verschillende soorten gereedschap geplaatst kunnen worden. Zie ook afb. 15 en het lemma "aambeeldgat". [N 64, 32c; N 66, 13c] II-11
baantje glijden op het ijs keien: kei-jen (Stokkem), keije (Stokkem) Glijden. || Kinderen maken op de sneeuw of het ijs wel een gladde baan, door er telkens en achter elkaar overheen te glijden. Hoe noemt men het glijden op dit baan? [DC 44 (1969)] III-3-2