24097 |
jezuïet |
jezuet:
Jezwiet (L423p Stokkem)
|
Een Jezuiet [Jozefiet, Zjezwiet]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18086 |
jicht |
gicht:
gich (L423p Stokkem)
|
reumatiek: hoe heet de gewrichtspijn die vooral bij bejaarde mensen voorkomt (fr. rhumatisme) ? [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
vlug:
vløͅk (L423p Stokkem)
|
Vlug jong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
24175 |
jong en kaal vogeltje |
keggeling:
nog naakt
kekgeling (L423p Stokkem),
vogeltje:
vy(3)̄əgəlkə (L423p Stokkem, ...
L423p Stokkem)
|
vogeltje [ZND 04 (1924)]
III-4-1
|
34025 |
jong van een rund |
jong:
jǫŋ (L423p Stokkem)
|
[N 3A, 4]
I-11
|
34314 |
jong varken |
bag:
bak (L423p Stokkem),
bagje:
bɛkskǝ (L423p Stokkem),
big:
bex (L423p Stokkem),
speenvarken:
spinvɛrkǝ (L423p Stokkem)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
24304 |
jonge brasem |
bliek:
blik (L423p Stokkem)
|
bliek (vis)
III-4-2
|
21910 |
jonge duif |
pieper:
pieper (L423p Stokkem, ...
L423p Stokkem),
Van als ze veren krijgen t.em. vliegen.
pi.pərs (L423p Stokkem)
|
duif, jonge — || Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)] || Jonge duif.
III-3-2, III-4-1
|
34481 |
jonge kip |
legpulletje:
lękpølkǝ (L423p Stokkem),
pul:
pøl (L423p Stokkem),
pø̜l (L423p Stokkem)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
23569 |
jonge koorzanger |
sopraan (<it.):
sopraan (L423p Stokkem)
|
Een jeugdige koorzanger, zangertje, koraaltje. [N 96B (1989)]
III-3-3
|