30535 |
bakgoot |
bakgoot:
bak˲gōt (L423p Stokkem)
|
Brede dakgoot die op of tegen de muurplaat wordt bevestigd. De bakgoot is opgebouwd uit een houten gootbodem met daarop twee hoogkant staande planken die de zijkanten van de bakgoot vormen. Het geheel wordt aan de binnenzijde met zink bekleed. De zijplank die tegen de muurplaat is gespijkerd wordt ook wel 'binnenboeiplank' genoemd, de tegenoverliggende 'buitenboeiplank'. Zie ook afb. 84a. [N 64, 148b; N 54, 187]
II-9
|
33417 |
bakhuis |
bakhuis:
bākǝs (L423p Stokkem)
|
Het bakhuis is een vertrek of, vaak alleenstaand, gebouw waar de bakoven zich bevond. Daarin bakte men vroeger brood en in veel gevallen kookte men daar ook het veevoer. Zie afbeelding 13. [N 5A, 79a; N 5, 109; L 1, a-m; L 12, 8; OB 2, 1; monogr.; add. uit S 50; Gwn 4, 2]
I-6
|
20585 |
bakken |
bakken:
bakke (L423p Stokkem),
bàkkə (L423p Stokkem)
|
bakken [RND], [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
29842 |
bakkruiwagen |
toeë kruikar:
tou̯ krūkar (L423p Stokkem)
|
Kruiwagen met een vaste bak: twee vaste zijplanken, een hoofdbord en soms een vast achterschot. De bakkruiwagen is de eigenlijke opvolger van de scheienkruiwagen. Door de vervanging van de potstal door de stal op steen moest de mest veel vaker verwijderd worden (tot twee keer per dag tegenover twee keer per jaar). De scheienkruiwagen was hiervoor niet zo geschikt, omdat de mest tussen de scheien op de grond viel. Daarom zijn de boeren overgeschakeld op een kruiwagentype, dat oorspronkelijk alleen maar in de bouw gebruikt werd. Het gebied waarin dit kruiwagentype voorkomt overlapt bijgevolg volledig met dat van de scheienkruiwagen. Zie ook wld II, 8 onder het lemma bakkruiwagen. [N 18, 97c + add; N G, 51 + 52c; JG 1b; L 1a-m; L 1u, 139; L 16, 19a-b; A 14, 14a; A 42, b-e-f; monogr.]
I-13
|
33418 |
bakoven |
bakoven:
bāqǭvǝ (L423p Stokkem),
oven:
ōvǝ (L423p Stokkem)
|
De ingemetselde stookplaats in het bakhuis (of, als er geen apart bakhuis aanwezig is, onder de schouw) voor het bakken van brood. Vergelijk het lemma "broodoven" in Wld ii.1, pag. 68. De kaart is een gecombineerde woord- en klankkaart; er is ook in aangegeven in welke plaatsen de hypercorrectie aangeblazen h (of het vervangingsfoneem ervan zoals (g)u̯-) in het woord oven voorkomt. Daarmee is deze kaart en aanvulling op die van Grootaers 1942; zie de speciale bibliografie, wiens materiaal ook in de kaart is opgenomen. [N 5A, 25a; add. uit OB 2, 1]
I-6
|
29808 |
baksteen |
brik:
brek (L423p Stokkem)
|
Uit klei of leem gebakken steen die voor metselwerk, en in hardgebakken vorm, ook voor bestrating wordt gebruikt. Het woordtype rijnvorm (P 47) duidt een bepaald formaat (180x 85x50 mm) van steen aan dat als basis dient om het stukloon te berekenen (Schuddinck, pag. 164). De benaming klinker wordt volgens Coopman (pag. 34) gebruikt voor de beste soort baksteen. Over de waalsteen merkt hij op (pag. 87) dat deze aan de oevers van Waal, Boven-Rijn, Lek en Maas wordt gebakken. [Wi 10; S 37; L 32, 95; N 98, 160; N 30, 52a; monogr.]
II-8
|
22827 |
bal |
bal:
bal (L423p Stokkem)
|
Bal. [Willems (1885)]
III-3-2
|
20688 |
bal gehakt |
frikadel:
(m.). mv.: {frek\\dl\\}.
frekədɛl (L423p Stokkem)
|
Bal gehakt (frikkedel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23866 |
baldakijn |
baldakijn:
baldekijn (L423p Stokkem),
hemel:
iemel (L423p Stokkem)
|
De rechthoekige troonhemel waaronder het H. Sacrament wordt rondgedragen in de processie [Hemel, balkon, draaghemel, himmel]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18605 |
balein |
balein:
b(ə)leͅijn (L423p Stokkem),
blejn (L423p Stokkem),
bleͅjn (L423p Stokkem)
|
balein uit het korset [N 25 (1964)]
III-1-3
|