e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klompspijkertje tripnageltje: tropnē̜gǝlkǝ (Stokkem) Kort spijkertje met brede, platte kop waarmee de klompenriem aan de klomp wordt vastgemaakt. [N 97, 144; monogr.] II-12
klonter knuddel: knuddel (Stokkem) klonter III-2-3
klonteren knoddelen: knuddele (Stokkem) klonteren III-2-3
kloosterorde orde: n straŋ ordə (Stokkem) Een strenge orde (kloosterorde geef aan of het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. [ZND 40 (1942)] III-3-3
kluit kluit: kly(3)̄t (Stokkem), klytə (Stokkem), bol koolgruis met leem vermengd, om te stoken  kly(3)̄t (Stokkem) bollen die gevormd worden uit kolengruis, leem en water [ZND 36 (1941)] || kluit, leembollen gemengd met kolen en zaagmeel || kluit, steenkoolbriket [ZND 28 (1938)] III-2-1
kluit aarde klot: klǫt (Stokkem) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluizenaar kluizenaar: kleuzenèèr (Stokkem) Een man die in een eenzame woning afgezonderd leeft van de wereld, kluizenaar [(h)er(r)emiet]. [N 96D (1989)] III-3-3
kluizenaarswoning kluis: klaus (Stokkem) De woning van zon kluizenaar [kloes]. [N 96D (1989)] III-3-3
knecht van de blikslager gast: gas (Stokkem) [N 66, 55e] II-11
knecht van de loodgieter loodgietersknecht: lǭt˲gētǝrsknɛx (Stokkem) [N 64, 161d] II-11