e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lenen lenen: lī[ə}nən (Stokkem) leenen [ZND m] III-3-1
lenig gezwank: gezwank (Stokkem) Gebruikt men bij u een woord als zwak in de zin van lenig, buigzaam? Zo ja, hoe is dan de uitspraak? [DC 43 (1968)] III-1-1
lens zijn droog staan: drø̄x stǭn (Stokkem), geen water geven: gęj wātǝr g̜ē̜vǝ (Stokkem) Gezegd van een pomp die geen water meer geeft. Volgens het Sittards woordenboek (pag. 322) kon dit worden veroorzaakt doordat de klep in de pompzuiger niet goed functioneerde. Daardoor liep het water terug in de pompput en zoog men bij het pompen lucht. Door water in de pomp te gieten, dreef men de lucht onder de zuiger weg en ontstond er een gesloten waterkolom in het pomphuis. [N 64, 135c; N 66, 51c; monogr.] II-11
lente, voorjaar voorjaar: veurjaor (Stokkem), vroegjaar: vreugjaor (Stokkem, ... ) lente [ZND 30 (1939)] || voorjaar, lente III-4-4
lepel lepel: lepəl (Stokkem), lēpəl (Stokkem), lie.pəl (Stokkem) Lepel (juiste dialectuitspraak) [ZND 37 (1941)] || lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)] III-2-1
lepelrek lepelenrek: lēpələreͅk (Stokkem) rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)] III-2-1
leren leren: de hūbs vandaag het mijste gelierd en de bès braaf gewès, de maugsch vreuger ijvers goan es-tie ānere (Stokkem), dich hebs vandaag het meiste gelierd en dus bes braaf gewais, du maugs vreuger hijvers gâôn es de angere (Stokkem) Gij hebt vandaag het meeste geleerd en ge zijt braaf geweest, gij moogt vroeger naar huis gaan als de andere. Gij: deze ganse zin staat in de tweede pers. enkelv. [ZND 04 (1924)] III-3-1
leren beenkap gamasche: kemasje (Stokkem) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3
leren muts die onder de kin wordt gesloten leren muts: leͅrə møͅts (Stokkem) muts, op bivakmuts gelijkende lederen ~ die onder de kin met een knoop wordt gesloten [N 25 (1964)] III-1-3
leugen leugen: daz ən löəgə (Stokkem) Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] III-3-1