29996 |
metselzand |
drijfzand:
dref˲zānt (L423p Stokkem
[(drijfzand uit de Maaskanten gedolven)]
),
rijnzand:
rɛ ̞jnzant (L423p Stokkem
[(gewoon grof gekorreld zand)]
),
zavel:
zāvǝl (L423p Stokkem)
|
Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.]
II-9
|
21585 |
mevrouw |
madam (<fr.):
pīər giɛf mədaminzəšūn ɛnšə (L423p Stokkem)
|
Piet (Arie), geef madame nu eens een schoon handje [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
20123 |
miauwen |
miauwen:
miauə (L423p Stokkem)
|
miauwen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
31353 |
micrometer |
diktemeter:
dektǝmētǝr (L423p Stokkem)
|
Werktuig om zeer kleine maten op te meten. De micrometer bestaat uit een beugel met een zgn. aambeeld (het aanslagpunt), een schroefspil die het te meten werkstuk tegen het aambeeld inklemt en een draaibare meettrommel. Er bestaan ook elektronische uitvoeringen van dit toestel. Zie ook afb. 87. [N 64, 83a]
II-11
|
24901 |
middag (s middags) |
middag:
middəch (L423p Stokkem)
|
middag [RND]
III-4-4
|
20573 |
middagmaal |
middag, de -:
middig (L423p Stokkem)
|
middagmaal
III-2-3
|
22478 |
middelste kegel |
koning:
de keuneng (L423p Stokkem)
|
Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
34598 |
middelste rongblok |
pulm:
pø̜.lǝm (L423p Stokkem)
|
Middelste van de drie rongblokken van een hoogkar of een wagen. De woordtypen pulm, pulf, pulver, pulp en pul staan voor een specifiek rongblok, dat ter versteviging diende en geen rongen had. In het materiaal kwamen vaak benamingen voor die ook bij het meer algemene "rongblok" gegeven waren. Vanwege hun algemene karakter zijn die hier niet meer opgenomen. [N 17, 13b + 44h; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b]
I-13
|
33785 |
middendeel van het paard |
pens:
pɛ.ns (L423p Stokkem),
romp:
ro.mp (L423p Stokkem)
|
De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9
|
31586 |
middennaafbanden |
reep om de naaf:
ręjp˱ om da nāf (L423p Stokkem)
|
De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.]
II-11
|