e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nippel nippel: nepǝl (Stokkem) Metalen mof met aan de buitenzijde schroefdraad. De nippel wordt binnen in buizen gedraaid met als doel deze met elkaar te verbinden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛsok, mofɛ. De woordtypen dobbele nippel (Q 117, Q 118) en dobbelnippel (Q 121c) verwijzen naar een nippel waarbij zowel aan de binnenzijde als aan de buitenzijde schroefdraad is aangebracht.' [N 64, 119; N 64, 117g; monogr.] II-11
nog in het ei zittend kipje gehikt ei: gǝhek ē̜i̯ (Stokkem) [N 19, 40a] I-12
nok vorst: vē ̞rs (Stokkem) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9
noodbed, kermisbed paljas: paljas (Stokkem) noodbed, kermisbed [ZND 40 (1942)] III-2-1
nooddoop nooddoop: noeddaup (Stokkem), noedduip (Stokkem) Een nooddoop, gadoop, geedoop [jieëdoof]. [N 96D (1989)] III-3-3
noodklok noodklok: noedklok (Stokkem) De noodklok, brandklok, alarmklok. [N 96A (1989)] III-3-3
noot noot: noot (Stokkem) noot [DC 47 (1972)] III-2-3
notariskosten schrijfgeld: ps. omgespeld volgens Frings.  šrifxeͅlt (Stokkem) gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
noveen noveen (<lat.): novein (Stokkem) Een negendaagse godsvruchtoefening, novene, noveen. [N 96B (1989)] III-3-3
nylonkous nylonkous: nylonkouse (Stokkem) nylonkousen [N 24 (1964)] III-1-3