23941 |
onthoudingsdag |
vasteldag:
vesteldaag (L423p Stokkem)
|
Een onthoudingsdag: dag waarop men geen vlees, spek en jus uit vlees mag gebruiken. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21688 |
ontvangen |
beuren:
ps. omgespeld volgens Frings.
bø͂ͅrə (L423p Stokkem)
|
inkomsten, de ontvangsten, het inkomen [inkomende, inbeur?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34310 |
onvruchtbaar vrouwelijk varken |
kween:
kwin (L423p Stokkem)
|
Door organische afwijkingen onvruchtbaar vrouwelijk varken. [N 76, 10; JG 1c, 2c]
I-12
|
34456 |
onvruchtbare geit |
steenbok:
stē̜i̯nbok (L423p Stokkem),
štē̜i̯nbōk (L423p Stokkem)
|
De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.]
I-12
|
34151 |
onvruchtbare koe |
kween:
kwēn (L423p Stokkem),
paardsbil:
pē̜rsbel (L423p Stokkem)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
23979 |
onwaardig |
onwaardig:
onweirdig (L423p Stokkem)
|
Onwaardig [ónwèèrdig, ónwuurdieg]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25119 |
onweersbui |
schoer:
sjoor (vr.)
šjōr (L423p Stokkem)
|
onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25176 |
onweerx |
onweer:
ônwaer (L423p Stokkem),
oonwair (oo = kort)
ònwēͅr (L423p Stokkem)
|
onweer [N 22 (1963)]
III-4-4
|
23923 |
onze-lieve-heer |
onze-lieve-heer:
Oos Leven(h)ièr (L423p Stokkem)
|
Onze Lieve Heer [slievenheer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23927 |
onze-lieve-vrouw |
onze-lieve-vrouw:
Oossleefvrouw (L423p Stokkem)
|
Onze Lieve Vrouw [Lie(f)vrouw, Sliefvrouw]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|