23163 |
bijldrager van de schutterij |
bijlenman:
bieleman (L423p Stokkem)
|
Bijldrager bij de schutterij.
III-3-2
|
33311 |
bijzondere harken |
naaldenreek:
nōljǝrēk (L423p Stokkem)
|
De volgende opgaven hebben betrekking op harken met een specifiek doel dat in het eerste lid van de benaming is aangegeven. Vgl. ook de lemmaɛs Mesthaak, Hooihark en Naoogstrijf. [N 18, 95; monogr.]
I-5
|
17652 |
bil |
bats:
bats (L423p Stokkem)
|
Zie afbeelding 2.38. [JG 1b, 1c; N 8, 32.3, 32.9, 32.10 en 32.11]
I-9
|
21641 |
biljet van duizend frank |
blauwe, een ~:
ps. omgespeld volgens Frings.
ənə blawə (L423p Stokkem)
|
1000 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21623 |
biljet van honderd frank |
een met een baard:
ps. omgespeld volgens Frings.
ēͅi̯nə meͅt ənə bārt (L423p Stokkem)
|
100 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34086 |
billen |
batsen:
batsǝ (L423p Stokkem)
|
Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112]
I-11
|
29408 |
binder |
binder:
bęi̯ŋǝr (L423p Stokkem)
|
Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.]
I-4
|
32475 |
bindtoestel |
bok:
bok (L423p Stokkem)
|
Toestel waarop men wissen tot schoven samenbindt. Zie ook afb. 262. In Weert (L 289) en Stokkem (L 423) werd het binden met de hand gedaan. [N 40, 34]
II-12
|
34306 |
binnenbeer |
binnenbeer:
bęnǝbīr (L423p Stokkem)
|
Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.]
I-12
|
32529 |
binnendeksel |
binnendeksel:
bę ̝nǝndę ̝ksǝl (L423p Stokkem)
|
Tenen traliewerk onder het buitendeksel. Dat voorkomt dat de duiven ontsnappen, als de mand geopend wordt. Zie ook afb. 283. [N 40, 89]
II-12
|