22841 |
spel (alg.) |
spel:
e spael (L423p Stokkem),
spêel (L423p Stokkem)
|
spel [GTRP (1980-1995)] || Spel. [Willems (1885)]
III-3-2
|
18390 |
speld |
spelde:
spɛl (L423p Stokkem)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
28884 |
speldenkussen |
spangenkussen:
spaŋǝkøsǝn (L423p Stokkem)
|
Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
speehele (L423p Stokkem),
spèèle (L423p Stokkem),
spêlen (L423p Stokkem)
|
spelen [GTRP (1980-1995)] || Spelen. [Willems (1885)]
III-3-2
|
23090 |
spelen: spelende kinderen |
gevogel:
gevuchel (L423p Stokkem)
|
Spelende kinderen.
III-3-2
|
32981 |
spelt |
spelt:
spɛlt (L423p Stokkem)
|
Triticum spelta L. Een soort van grove tarwe die ook op schrale grond gedijt. Het is in Limburg weinig bekend. De opgave spang, afkomstig uit het materiaal Willems, is hier wel opgegeven vanwege associatie met "speld". [Wi 52; monogr.; add. uit JG 1b; L 39, 15]
I-4
|
20165 |
spenen |
spenen:
spiǝnǝ (L423p Stokkem)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59]
I-9
|
24247 |
sperwer |
duivenstoter:
doevestoëter (L423p Stokkem),
doevestuuter (L423p Stokkem),
sperwer:
sperver (L423p Stokkem)
|
sperwer [DC 42b (1967)], [Willems (1885)]
III-4-1
|
20535 |
spetteren |
kiskassen:
kiskasse (L423p Stokkem)
|
braden
III-2-3
|
26360 |
spie |
kijl:
kī.l (L423p Stokkem)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|