e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spits, kop van de mijt kop: kop (Stokkem) Het bovenste stukje van het dak van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
spitsmuis scheermuis: sjèèrmoeës (Stokkem) spitsmuis III-4-2
spitten graven: grãvǝ (Stokkem) In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.] I-1
sporten sprootsen: sprōtsǝ (Stokkem) De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b] I-13
spotnaam voor hoge hoed buis: buis (Stokkem) hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] III-2-2
spreeuw spreeuw: spri:yw (Stokkem), sprieuw (Stokkem), sprieëw (Stokkem) spreeuw [Willems (1885)], [ZND 43 (1943)] III-4-1
sprenkelen met de wijwaterkwast met wijwater sprenkelen: met wiewater sprinkele (Stokkem) Met de wijwaterskwast sprenkelend door de kerk gaan, de besprenkeling met wijwater aan het begin van de hoogmis. [N 96B (1989)] III-3-3
springstier springduur: sprɛ.ŋdø̄r (Stokkem) [JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15] I-11
sprinkhaan sprinkhaan: sprenkhaan (Stokkem) sprinkhaan [Willems (1885)] III-4-2
sprookje vertelseltje: vərtɛlsəlkə (Stokkem) hoe heet een kindervertelsel ? kent ge nog een woord sage ? (uitspraak) [ZND 42 (1943)] III-3-1