34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
en (L423p Stokkem),
hen (L423p Stokkem)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
23362 |
vrouwenkant |
vrouwluikant:
vrouwluikant (L423p Stokkem)
|
De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18672 |
vrouwenkleren |
vrouwluikleren:
vrouluikleijer (L423p Stokkem),
vroͅløjkleͅijər (L423p Stokkem)
|
vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)] || Vrouwenkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18576 |
vrouwenondergoed |
vrouwluiondergoed:
vrouluiongergood (L423p Stokkem)
|
Ondergoed voor vrouwen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18598 |
vrouwenonderhemd? |
hemd:
ømə (L423p Stokkem),
vrouwluihemdje:
vrouluihumke (L423p Stokkem)
|
onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)] || Onderhemd voor vrouwen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van vrouwen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
19544 |
vuursteen |
vuurketser:
vyrkɛtšər (L423p Stokkem)
|
vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19813 |
vuurtang, sinteltang |
sinteltang:
sentəltaŋ (L423p Stokkem)
|
vuurtang [N 05A (1964)]
III-2-1
|
22899 |
vuurtje stoken |
vonkelen:
vunkele (L423p Stokkem)
|
Vuurke [sic] stoken.
III-3-2
|
25125 |
waaienx |
waaien:
weije (L423p Stokkem),
wejje
weͅjə (L423p Stokkem)
|
waaien [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18860 |
waarderen |
estimeren:
ekstgemeere (L423p Stokkem)
|
waarderen
III-1-4
|