18676 |
winterkleren |
winterkleren:
wendsjerkleijer (L423p Stokkem),
wenšərkleͅijər (L423p Stokkem)
|
winterkleren [N 23 (1964)] || Winterkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
33238 |
winterwortelen |
poten:
putǝ (L423p Stokkem),
wortelen:
wǫrtǝlǝ (L423p Stokkem)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
22373 |
wip |
wip:
/
wip (L423p Stokkem, ...
L423p Stokkem)
|
/ [SND (2006)] || wip [SND (2006)]
III-3-2
|
22374 |
wippen |
wippen:
(w)eepe (L423p Stokkem)
|
wippen [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
32461 |
wis |
wis:
wes (L423p Stokkem)
|
Lange buigzame twijg waarmee vlechtwerk wordt gemaakt. [N 40, 1; L A1, 199; N 38, 6 add.; monogr.]
II-12
|
32464 |
wis van bepaalde soort |
duits rood hout:
dø̜jts rūǝt˱ awt (L423p Stokkem),
geel hout:
gē̜l awt (L423p Stokkem),
rijnhout:
ręjnawt (L423p Stokkem),
rood hout:
rūǝt˱ awt (L423p Stokkem),
witte:
witte (L423p Stokkem)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor de verschillende soorten wissen die bij het mandenmaken gebruikt worden. Opgaven waarvan niet duidelijk werd welke wilgsoort ermee werd bedoeld, zijn aan het eind van het lemma per kleur bijeengezet. [N 40, 2; N 40, 22; monogr.]
II-12
|
33779 |
wisselen van de tanden |
wisselen:
wesǝlǝ (L423p Stokkem)
|
Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19]
I-9
|
34143 |
wisselen van tanden |
breken:
brēkǝ (L423p Stokkem)
|
[N 3A, 108b; N 3A, 16; N 3A, 22]
I-11
|
23582 |
wisselende misgezangen |
proprium (lat.):
proprium (L423p Stokkem)
|
De wisselende misgezangen [Introïtus, Graduale, Tractus, Alleluia, Sequentia, Offertorium, Communio]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25174 |
wisselvallig weer |
t weer staat te luimen]:
loorechtich/-tiech
lōreͅxtəex (L423p Stokkem)
|
niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)]
III-4-4
|