33038 |
zicht |
zicht:
zex (L423p Stokkem)
|
Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51]
I-4
|
17975 |
ziek |
krank (du.):
kra.ŋk (L423p Stokkem, ...
L423p Stokkem),
krank (L423p Stokkem),
kraŋg (L423p Stokkem)
|
ziek [ZND 39 (1942)], [ZND 46 (1946)] || ziek: Daar loopt nu die man, die zn dochter (of: wiens dochter) ziek is geweest [ZND 44 (1946)]
III-1-2
|
24053 |
ziekenlantaarn |
lantaarn (<fr.):
lateir (L423p Stokkem)
|
De lantaarn die door de misdienaars gedragen wordt als Ons Heer naar een zieke wordt gebracht [lanteer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24089 |
ziekenzuster |
pleegzuster:
pleegzuster (L423p Stokkem)
|
Een zuster die zich bezig houdt met de verpleging van zieken [leefdezuster]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23338 |
ziel |
ziel:
zieël (L423p Stokkem)
|
De ziel [zieël, zie.l, zeel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23908 |
zielenheil |
zielenzaligheid:
zielezaligheid (L423p Stokkem)
|
Het zieleheil. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17783 |
zien, kijken |
zien:
zin (L423p Stokkem),
zîîn (L423p Stokkem)
|
Jan heeft een dikke stok op de weg zien liggen. [ZND 46 (1946)] || zien [RND]
III-1-1
|
32780 |
zigzageg, s-eg |
zigzag:
zek˲zak (L423p Stokkem)
|
Een als zaadeg en/of als onkruideg gebruikte ijzeren eg, die vaak meerdelig is en waarvan de hoofdbalkjes (waarin ook de tanden zitten) zigzag- of S-vormig zijn. Zie de afb. 60 en 61. Voor ''eg'' en ''eg'' zij verwezen naar het lemma ''eg''. [JG 1b add.; N 11, 70 + 72 + 88 add.; N 11A, 169k; N J, 10; A 13, 16b; div.; monogr.]
I-2
|
23427 |
zijaltaar |
zijaltaar:
zijaltaor (L423p Stokkem, ...
L423p Stokkem)
|
In een zijbeuk [zijaltaar?]. [N 96A (1989)] || Op het priesterkoor [zijaltaar?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23354 |
zijbeuk |
zijbeuk:
zijbeuke (L423p Stokkem)
|
De beide zijruimten, links en rechts van het middenschip [zijbeuken?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|