id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18197 | broek: algemeen | boks: boks (Stokkem), wordt gebruikt in het gehucht Boeyen, te Stokkem wordt dit wel verstaan, maar toch als vreemd aangevoeld bo̝ks (Stokkem), broek: bro:k (Stokkem), brok (Stokkem), brook (Stokkem) | broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. Hoe is de juiste uitspraak van het woord broek (kledingstuk) ? [ZND 47 (1950)] || Broek. Kent uw dialect een ander woord voor "broek"? [ZND 47 (1950)] III-1-3 |
24913 | broekland, moeras | plats: platsj (Stokkem) | moerasland, drassig land III-4-4 |
18423 | broekspijp | broekspijp: brokspipə (Stokkem) | pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3 |
18309 | broeksriem | broekenriem: brokərēm (Stokkem), broeksriem: broksrēm (Stokkem) | band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] III-1-3 |
18551 | broekzak achter | bodemmaaltje: bojəmmeͅilkə (Stokkem) | zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3 |
18549 | broekzak opzij | broeksmaal: broksmal (Stokkem) | broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] III-1-3 |
24948 | bron | sprong: sprènk (Stokkem) | bron III-4-4 |
34342 | bronstig | breustig: brø̄stex (Stokkem) | Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12 |
33864 | bronstig, van merries | ros(se)tig: rø̜stex (Stokkem) | Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.] I-9 |
20769 | brood | brood: bru.əd (Stokkem), brôêt (Stokkem) | (brood) hij doopt zijn brood in zijn koffie [ZND 23 (1937)] || brood [RND] III-2-3 |