e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stokkem

Overzicht

Gevonden: 4071

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterwand bred: brēǝt (Stokkem), hoofdbred: ø̜i̯t˱briǝt (Stokkem), ø̜i̯t˱brē ̞t (Stokkem), stopsel: stø̜psǝl (Stokkem), štø̜psǝl (Stokkem) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
acoliet acoliet: acoliet (Stokkem) Een acoliet, een oudere misdienaar. [N 96B (1989)] III-3-3
advent advent (<lat.): advent (Stokkem) De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)] III-3-3
afbramen afbramen: āf˱brǭmǝ (Stokkem) Het overtollig materiaal van een werkstuk verwijderen, bijvoorbeeld na het gieten of zagen. [N 64, 55b] II-11
afdak schop: šoͅp (Stokkem) afdak III-2-1
afdakje boven de poort afdakje: af˱dɛkskǝ (Stokkem) Het kleine afdakje dat op een muur is geconstrueerd boven de poort. [N 4A, 43b] I-6
afdingen afpingelen: ps. omgespeld volgens Frings.  āfpeŋələ (Stokkem), tentelen: tensjele (Stokkem) afdingen || beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] III-3-1
afdraaien afdraaien: āf˱drɛjǝ (Stokkem) Met een vijl of krabber een werkstuk gladdraaien dat met behulp van de forceerbank en het forceerijzer is vervaardigd. Volgens de invuller uit L 210 werd het werkstuk daarna nog geschuurd. [N 66, 22d] II-11
afgeroomde melk girs: gers (Stokkem) De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.] I-11
afgetrokken zeug afgezoken zeug: āf˲gǝzōkǝ [zeug] (Stokkem) Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.] I-12