20195 |
dood (adj. schertsend bedoeld |
gehemeld:
znd 23, 022b;
gəĭĕmməlt (L423p Stokkem),
hartstikke dood:
znd 23, 022b;
hartstekedood (L423p Stokkem),
is hemelen:
znd 23, 022b;
ə(r) iz īēmələ (L423p Stokkem),
morsdood:
znd 23, 022b;
morsdood (L423p Stokkem),
zijn pijp is uit:
znd 23, 022b;
zən pīēb iz ōēt (L423p Stokkem)
|
dood; schertsende uitdrukking die hiervoor gebruikt wordt [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|
20194 |
dood (adj.) |
dood:
znd 23, 022a;
dood (L423p Stokkem),
dôêt (L423p Stokkem)
|
dood; hij is - [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|
20324 |
dood (bn.) |
dood:
dōēwt (L423p Stokkem),
dôêt (L423p Stokkem)
|
dood; de jongen die gisteren van het dak is gevallen, is nu - [ZND 46 (1946)] || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND]
III-2-2
|
20192 |
dood (zelfst.nw.) |
dood:
1a-m; 23, 21
dôêt (L423p Stokkem)
|
dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
34336 |
doodliggen |
kapotliggen:
kǝpotlegǝ (L423p Stokkem)
|
Het doden van de biggen door de zeug, doordat ze erop gaat liggen. [N 76, 31]
I-12
|
20432 |
doodskist |
doodskist:
doedskis (L423p Stokkem, ...
L423p Stokkem),
zerk:
de zerk (L423p Stokkem),
zerk (L423p Stokkem)
|
de doodskist [N 96D (1989)] || De doodskist. [N 96D (1989)]
III-2-2, III-3-3
|
20438 |
doodskleed |
dodenmantel:
dodenmantel (L423p Stokkem),
dodenmantel van wit linnen (L423p Stokkem)
|
bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (vroeger inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || kleding waarmee overledene wordt bekleed [N 23 (1964)]
III-2-2
|
23469 |
doodsklok |
doodsklok:
doedsklok (L423p Stokkem)
|
De klok die geluid wordt na het overlijden en/of bij de begrafenis van iemand [dôdsklok, dódsklok, dödsklok, doeëdsklok?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23958 |
doodzonde |
doodzonde:
doedzunj (L423p Stokkem)
|
Doodzonde, dodelijke zonde [doeëdzund]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17787 |
doof |
doof:
dauf (L423p Stokkem),
is suə dauv ɛz ən nu.ot (L423p Stokkem),
is suə dauv ɛz ənə kwatəl (L423p Stokkem),
is suə dauv ɛz ənə pot (L423p Stokkem)
|
doof [ZND m] || hij is zo doof als... (vertaal en vul aan) [ZND 23 (1937)]
III-1-1
|