18010 |
flauwvallen |
van zijn eigen gaan:
van zijn eige gaon (L423p Stokkem),
van zijn klot gaan:
van zijne klot gaon (L423p Stokkem),
verduizeld neervallen:
verduzeld (L423p Stokkem),
verduzeld neervalle (L423p Stokkem)
|
het bewustzijn verliezen [DC 60 (1985)] || Wilt u het volgende zinnetje aanvullen: hij kreeg zon harde klap, hij viel ... neer. (buiten bewustzijn) [DC 60 (1985)]
III-1-2
|
28043 |
flens |
kraag:
krāx (L423p Stokkem)
|
Een soort kraag aan het uiteinde van pijpen of buizen waardoor deze met behulp van bouten gas- en waterdicht aan elkaar bevestigd kunnen worden. Zie ook het lemma ɛflensɛ in WLD deel II.5, pag. 131.' [N 64, 121a; monogr.]
II-11
|
19288 |
flikflooien |
flikflooien:
ook materiaal znd 23, 55
flekəflūrə (L423p Stokkem),
mouwvegen:
ook materiaal znd 23, 55
də mouw vɛ̄gə (L423p Stokkem)
|
flikflooien [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
flə:ym (L423p Stokkem)
|
fluim [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
22994 |
fluit |
fluit:
fluit (L423p Stokkem),
fluitje:
fluitəke (L423p Stokkem)
|
Fluit. [Willems (1885)]
III-3-2
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
flūǝr (L423p Stokkem)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.) broek:
ən flu:rə bro:k (L423p Stokkem)
|
een fluwelen broek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
34307 |
fokbeer |
beer:
bīr (L423p Stokkem)
|
Mannelijk varken waarmee men fokt. [N 76, 9; N 19, 7; monogr.]
I-12
|
33755 |
fokmerrie |
veulensmeer:
vø̄.lǝsmēr (L423p Stokkem)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
kweekzoog:
kwēksō.x (L423p Stokkem)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|