e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P056p plaats=Stokrooie

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
miauwen miauwen: mi’au.ə (Stokrooie) miauwen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
middag (s middags) na s noen: nô-s⁄ noen (Stokrooie), noen: noen (Stokrooie) in de namiddag [ZND 34 (1940)] || middag [ZND 38 (1942)] III-4-4
middagdutje doen noenslapen: noenslôppen (Stokrooie) Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)] III-1-2
middelste kegel koning: de koning (Stokrooie) Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)] III-3-2
middelste rongblok pulf: pę.lǝf (Stokrooie) Middelste van de drie rongblokken van een hoogkar of een wagen. De woordtypen pulm, pulf, pulver, pulp en pul staan voor een specifiek rongblok, dat ter versteviging diende en geen rongen had. In het materiaal kwamen vaak benamingen voor die ook bij het meer algemene "rongblok" gegeven waren. Vanwege hun algemene karakter zijn die hier niet meer opgenomen. [N 17, 13b + 44h; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b] I-13
middendeel van het paard lichaam: lexām (Stokrooie) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
mijt afdekken besteken: bǝstīǝ.kǝ (Stokrooie), dekken: dękǝ (Stokrooie) De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
mikken mikken: mikken (Stokrooie) Op iemand mikken (om met een boog of geweer te schieten). [ZND 38 (1942)] III-3-2
minderjarig onder de jaren: znd 31, 23a  onnere jôrren (Stokrooie) minderjarig [ZND 31 (1939)] III-2-2
misdienaar misdienaar: mesdiener (Stokrooie) Hoe heet de jongen die de mis dient? [ZND 36 (1941)] III-3-3