e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P056p plaats=Stokrooie

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spits, kop van de mijt kop: kǫp (Stokrooie) Het bovenste stukje van het dak van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
spitten graven: grãvǝ (Stokrooie) In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.] I-1
sporten sproten: sprō.tǝ (Stokrooie) De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b] I-13
spreeuw spreeuw: sprief (Stokrooie), vdBerg; omgesp.  sprīf (Stokrooie) spreeuw [ZND 43 (1943)] || spreeuw (21,5 overal talrijke bekende soort; wel eens verward met merel [018]; in voorjaar paars glanzend-zwart en gele bek; rest van het jaar witgespikkeld bruin; altijd druk en in troepen; broedt in allerlei gaten; overal voorkomend [N 09 (1961)] III-4-1
spreken, praten klappen: nie haēt klappen (Stokrooie) Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)] III-3-1
springstier springvar: spre.ŋk˲vē̜ǝr (Stokrooie) [JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15] I-11
sprookje vertelseltje: vertelselke (Stokrooie) hoe heet een kindervertelsel ? kent ge nog een woord sage ? (uitspraak) [ZND 42 (1943)] III-3-1
spruitkool, spruitje spruiten: sprōͅtə (Stokrooie) [N Q (1966)] I-7
staakijzer van de watermolen staakijzer: stākęǝzǝr (Stokrooie) Bij watermolens een loodrecht staande, zware spil die aan de bovenzijde met een nok in het gat van de rijn van de loper past en aan de onderzijde in een op een beweegbare balk staande ijzeren pot draait. Op het staakijzer is een rondsel gemonteerd. Het geheel bevindt zich bij watermolens meestal onder de molenstenen. Achter het plaatscodenummer is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer in de betreffende plaats is vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de windmolenɛ.' [Vds 82; Jan 104; Coe 90; Grof 103; A 42A, 14; A 42A, 22; N D, 14] II-3
staan staan: steun (Stokrooie) staan [ZND 46 (1946)] III-1-2