e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P056p plaats=Stokrooie

Overzicht

Gevonden: 1858
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
flambouw lantaarn (<fr.): ⁄n letjan (Stokrooie) Een flambouw (die in de processie wordt gedragen). [ZND 35 (1941)] III-3-3
flank zijden: zē̜ǝ (Stokrooie) Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10] I-9
flauw flauw: flou (Stokrooie) meeps (flauw van smaak) [ZND 31 (1939)] III-2-3
fluisteren fezelen: Van Dale: fiezelen, (gew.) fezelen.  fiezelen (Stokrooie) fluisteren [ZND 30 (1939)] III-3-1
fokmerrie kweekmerre: kwekmęrǝ (Stokrooie) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b] I-9
fokzeug kurrenzoog: kørǝzō.x (Stokrooie) Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.] I-12
fortuin maken geld verdienen: geld verdienen (Stokrooie) Fortuin. [ZND 35 (1941)] III-3-1
framboos duifjesbeer: duifkesberen (Stokrooie) framboos [ZND 34 (1940)] I-7
frankrijk frankrijk: Vè hèbbe in Frankrijk gezéte (Stokrooie) Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)] III-3-1
fruit bewaren wat laten geel worden: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51  wat laten geel worden (Stokrooie) leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)] III-2-3