25624 |
gaten in de kruim |
gluten:
glutǝ (P056p Stokrooie)
|
De oorspronkelijke vraagstelling in N 29, 69b luidde: "Hoe noemt men de gaten in de kruin van het brood?" Het feit dat dit ''kruin kruim'' moest zijn, heeft de beantwoording niet noemenswaardig beïnvloed. [N 29, 69b; N 29, 69a; monogr.]
II-1
|
25619 |
gebarsten en zwartgeblakerde korst |
kruis:
krǭs (P056p Stokrooie)
|
Door een te hoge oventemperatuur ontstaat er een verkoolde korst. Een aantal benamingen duidt op het hele brood. [N 29, 66b; N 29, 66a]
II-1
|
17623 |
gebit |
gebeet:
gǝbē.t (P056p Stokrooie),
gǝbēǝ.t (P056p Stokrooie),
gebit:
gebeet (P056p Stokrooie),
goed gebeet (P056p Stokrooie)
|
een gaaf gebit, het gebit van de oude man is nog helemaal gaaf. [ZND 45 (1946)] || Het geheel van alle tanden en kiezen van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 17 en 18b] || hij heeft een goed gebit [ZND 35 (1941)]
I-9, III-1-1
|
30037 |
gebluste kalk |
gepofte kalk:
gǝpōf˱dǝ kalǝk (P056p Stokrooie),
krookkalk:
krōkkalǝk (P056p Stokrooie)
|
Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.]
II-9
|
19725 |
gebouw |
gebouw:
gəbōͅ (P056p Stokrooie, ...
P056p Stokrooie)
|
een nieuw gebouw [ZND 35 (1941)] || gebouw [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
22436 |
gebruik |
gewente:
gewinte (P056p Stokrooie)
|
Dat is maar een gewoonte. [ZND 35 (1941)]
III-3-2
|
19090 |
gedienstig |
gedienstig:
gedienstig (P056p Stokrooie)
|
Hij is gedienstig (geneigd om dienst te bewijzen). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
19046 |
geduld |
patintie:
hēt toch ⁄n beetje patientie (P056p Stokrooie)
|
Heb toch wat geduld! [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
18916 |
gedwee |
gehoorzaam:
NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??
⁄n gehoerzaam kind (P056p Stokrooie),
ook materiaal 23, 69; znd 35, 49
gehoerzaam (P056p Stokrooie)
|
Een gewillig (gedwee) kind. [ZND 35 (1941)] || gedwee [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
24150 |
geelgors |
korenvos:
vdBerg; omgesp.
kōrəvoͅs (P056p Stokrooie)
|
geelgors (16,5 bruine stuit; man heeft meer of minder geel aan kop en borst; hele jaar overal buiten stad en dorp te zien; ook veel op trek; bekraste eitjes; roep [tsp]; zang eenvoudig [ti-ti-ti-ti-...du]; kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|