e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P056p plaats=Stokrooie

Overzicht

Gevonden: 1858
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heet, hitsig lopig: lijpex (Stokrooie) heet, hitsig [Goossens 1b (1960)] III-2-1
hefboom balk: balǝk (Stokrooie) Hefboom waarmee de sluis omhoog wordt getrokken wanneer het sluisijzer voorzien is van gaten. Zie ook afb. 68 en de toelichting bij het lemma ɛsluisijzerɛ.' [Vds 46; Jan 41; Coe 27; Grof 61] II-3
heggenmus haagmusje: vdBerg; omgesp.  hāxmøskə (Stokrooie) heggemus (14,5 overal bekend; grauw, zit graag onder en in heggen; nestje heeft mos binnenin; blauwe eitjes; zang helder krinkelend, ook s winters [N 09 (1961)] III-4-1
heilige, zalige heilige: ⁄n heilige (Stokrooie) Heilige. [ZND 35 (1941)] III-3-3
heizeis lapzeissem: lapsē.sǝm (Stokrooie) Zeis of een soort hak waarmee men hei maait of zoden hakt. In de regel heeft de heizeis √©√©n handvat. [JG 1a, 1b] I-8
hen met kuikens kloek: kluk (Stokrooie) Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
hengsel hengel: hingel (Stokrooie) hengsel [ZND 43 (1943)] III-2-1
hengst hengst: hęŋst (Stokrooie) Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.] I-9
hengstveulen hengsteveulen: hęŋstǝvē.lǝ (Stokrooie) Het mannelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3a] I-9
herdershond schaapshond: sxōǝpsho.nt (Stokrooie), schepershond: sxēǝpǝrsho.nt (Stokrooie) Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.] I-12