25518 |
houtskool verwijderen |
leegrochelen:
lēxrōxǝlǝ (P056p Stokrooie),
vegen:
vējgǝ (P056p Stokrooie)
|
Het eventueel bij het werkwoord opgegeven zelfstandig naamwoord "houtskool" of heteroniemen hiervoor worden niet gedocumenteerd. Zie voor de fonetische documentatie van deze woorden het lemma ''houtskool''. [N 29, 11b; OB 2, 2b; monogr.]
II-1
|
24329 |
houtworm |
houtworm:
hoətwørm (P056p Stokrooie),
molm:
olm (P056p Stokrooie)
|
houtworm [Lk 01 (1953)] || houtworm, memel [ZND 38 (1942)]
III-4-2
|
17565 |
huid |
koeienvel:
kǫu̯vɛl (P056p Stokrooie),
vel:
vel (P056p Stokrooie)
|
[L 29, 44]de huid (van de mens) [ZND 29 (1938)]
I-11, III-1-1
|
18647 |
huifkar |
huifkar:
hø̜i̯fkęr (P056p Stokrooie)
|
Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.]
I-13
|
19097 |
huilen (van droefheid) |
janken:
jankte (P056p Stokrooie)
|
Hij huilde (weende, schreide) van droefheid [ZND 44 (1946)]
III-1-4
|
19693 |
huis, woning |
huis:
hu.s (P056p Stokrooie)
|
huis [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
19673 |
huishouden |
huishouden:
hūsha͂gən (P056p Stokrooie)
|
Wat een armzalig huishouden [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
24172 |
huismus, mus |
mus:
mēssə mv. (P056p Stokrooie),
vdBerg; omgesp.
møs (P056p Stokrooie)
|
huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)] || mus [ZND 43 (1943)]
III-4-1
|
24173 |
huiszwaluw |
zwalver:
vdBerg; omgesp.
zwɛləvər (P056p Stokrooie)
|
huiszwaluw (12,5 helemaal wit van onder; witte stuit; kleinest buiten tegen een woning of kerk [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17997 |
huiveren |
bibberen:
bibberen (P056p Stokrooie, ...
P056p Stokrooie)
|
Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)]
III-1-2
|