e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stokrooie

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijnholte holletje: hǫlǝkǝ (Stokrooie) De uitholling aan de onderzijde van de (tweetaks)rijn waarin (bij balanceerwerk) de punt in de kop van het staakijzer past. [Vds 141; Grof 123] II-3
rijntakgaten rijnkoter: ręǝnkuǝtǝr (Stokrooie) De twee, drie of vier in de molensteen uitgekapte gleuven waarin de takken van de rijn zijn vastgespied of ingegoten. Het woorddeel ørijnŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛrijnɛ.' [N O, 18q; Vds 130] II-3
rijntakken takken: takǝ (Stokrooie) De twee of vier uitstekende armen van de rijn die in de bovenste steen zijn ingewerkt. Zie ook afb. 80. Het woorddeel ørijnŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛrijnɛ.' [N O, 15b; N D, 19; Vds 131; Jan 123; Coe 101; Grof 121; A 42A, 20] II-3
rijshout, bonenstaak erwtenrijs: ɛrtərɛizərs (Stokrooie) Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [N P (1966)] I-7
rijzadel rijzadel: rē̜.zǭl (Stokrooie) Zadel dat gebruikt wordt bij het berijden van een paard. [JG 1a, 1b] I-10
rijzen opgaan: ǫpxøn (Stokrooie) [N 29, 25b; monogr.] II-1
rijzen, uit de aren vallen rijzelen: rɛi̯zǝlǝ (Stokrooie), rijzen: ręi̯zǝ(n) (Stokrooie) Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.] I-4
rimpels rimpsels: rimsels (Stokrooie) rimpels (in het gezicht) [ZND 41 (1943)] III-1-1
ringen vingeren: vęŋǝrǝ (Stokrooie) Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.] I-12
ringen, randen verwijderen van peulvruchten ringen/randen afdoen: reͅŋ ā.vdūn (Stokrooie) [Goossens 1b (1960)] I-7