20516 |
rookvlees |
rookvlees:
ruikvlēīs (L318p Stramproy)
|
rookvlees; Hoe noemt U: Een stuk gerookt vlees (krep, rookvlees) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20676 |
room |
room:
raum (L318p Stramproy),
rǫu̯m (L318p Stramproy)
|
Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.] || room [DC 39 (1965)]
I-11, III-2-3
|
19588 |
roompot |
roompot:
rou̯mpot (L318p Stramproy)
|
Stenen pot waarin men de room bewaart. [N 12, 59; A 7, 15; JG 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
20084 |
roos (rosa) |
roos:
ruəzə (L318p Stramproy)
|
rozen [RND]
III-2-1
|
20537 |
roosteren |
roosteren:
ruuëstere (L318p Stramproy)
|
roosteren; Hoe noemt U: Op een rooster braden (roosteren, horsen, hersen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34606 |
rosdoek |
rosdoek:
rǫs˱dōk (L318p Stramproy)
|
Een onder de kar opgehangen doek waarin onder meer paardenvoer kan worden opgeborgen. [N 17, 84; A 26, 3a; monogr]
I-13
|
33923 |
roskammen |
rossen:
rǫsǝ (L318p Stramproy)
|
Met borstel en kam - zie het volgende lemma - reinigen. [N 8, 102]
I-9
|
33901 |
rotstraal |
rotstraal:
rǫtstrǭl (L318p Stramproy)
|
Ziekte bestaande in een rotting van de hoornstraal van de hoef, vooral tengevolge van het onhygiënische omstandigheden op stal zoals het langdurig staan in vochtige mest en urine, waardoor de hoeven verweken. Uit de straalgroeve loopt een wit, stinkend vocht. Als de straallederhuid eveneens wordt aangetast, kan kreupelheid optreden. Zie ook het lemma ''straalkanker'' (7.31). Zie afbeelding 15.' [A 48A, 18; N 8, 90l; N 52, 32c; monogr.]
I-9
|
21330 |
royaal |
royaal (<fr.):
ri-jaal (L318p Stramproy),
rəjaal (L318p Stramproy)
|
royaal [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
20851 |
rozijnenbrood |
krentenmik:
- of -
krintemik (L318p Stramproy),
rozijnenmik:
- of -
rezienemik (L318p Stramproy)
|
wittebrood met krenten, rozijnen (en eventueel sucade) [DC 053A (1978)]
III-2-3
|