e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sponnen de bon derop doen: dǝ bǫn drǫp dōn (Stramproy), toemaken: tumākǝ (Stramproy) Vaten met behulp van een spon afsluiten. [N 35, 92] II-2
spons spons: spoͅns (Stramproy) spons om ruiten mee schoon te maken [DC 15 (1947)] III-2-1
spoorstijl hangselstijl: haŋsǝlstīl (Stramproy) Elk van de vier loodrechte balken, in het midden van de onderste helft van iedere zijweeg twee, waartussen de uiteinden van de steenbalk opgesloten liggen. Zie ook afb. 16. [N O, 43g] II-3
spoorwiel kroonrad: krū ̞ǝnrāt (Stramproy), spoorrad: spōrrāt (Stramproy) Het kamrad onder aan de koning dat in de rondsels of bonkelaars van de staakijzers grijpt; de kammen staan ofwel loodrecht op de wielschijf of in het verlengde ervan. Zie ook afb. 59, 63 en 64.26. In l 381b bevindt het spoorwiel zich op de steenzolder van de molen. [N O, 50i; N O, 50j; A 42A, 104, Sche 41] II-3
sporen van de haan hanensporen: hānǝspōrǝ (Stramproy), sporen: spōrǝ (Stramproy) Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.] I-12
sport van een stoel sproot: sprōt (Stramproy) ronde of vierkante latten, die soms de poten van een stoel aan de onderzijde verbinden [DC 19 (1951)] III-2-1
spreeuw spreeuw: sprieuw (Stramproy), sprîêw (Stramproy) Hoe heet de spreeuw? [DC 06 (1938)] || spreeuw III-4-1
spreken, praten kallen: kallə (Stramproy, ... ), praten: praoten (Stramproy) praten [DC 02 (1932)] || spreken; ik versta jullie niet, jullie moeten een beetje harder - [DC 03 (1934)] III-3-1
springhouten scheien: šęjǝ (Stramproy), scheitjes: šęjkǝs (Stramproy) De aan de onderkamlat van een weefraam gebonden latten waaraan het koord van de dwarstrede vastzit. [N 39, 37] II-7
sprinkhaan sprinkhaan: sprinkhaan (Stramproy) sprinkhaan [DC 07 (1939)] III-4-2