e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uierkwartier kwartier: kwartīr (Stramproy) Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12] I-11
uitgegraven dennenwortel stronk: stroŋk (Stramproy) [R 3, 3; L B2, 344] I-8
uitgestort zaad van de hengst sprongen: sprøŋ (Stramproy) [N 8, 48 en 49] I-9
uitrafelen terug uitrijten: trøx ūtrītǝ (Stramproy) Uitrafelen van het weefsel wanneer platdraad is ontstaan. [N 39, 139b] II-7
uitschieten uitlopen: utlǫwpǝ (Stramproy), ūtlǫwpǝ (Stramproy) De in bundels gebonden, gesorteerde grauwe wissen worden in het najaar met de onderzijde in water of in een modderige greppel gezet. Het ɛuitschietenɛ is het in het voorjaar uitlopen van twijgen op de geplante bussels. Het uitschieten zorgt ervoor dat de schors van de wis los gaat en eenvoudig verwijderd kan worden. De uitloper zelf wordt in Neeritter (L 321) scheut (šø̄t) genoemd.' [N 40, 25] II-12
uitschuivers uitschuivers: ūtšȳbǝrs (Stramproy) Zware, uitschuifbare stukken hout aan de binnenkant van het handweefgetouw, dienend om, als men op het getouw sterkt, de kettingboom daarop een stuk verder achter het getouw te leggen. [N 39, 92a] II-7
uitsliepen uitsliepen: oetslīēpe (Stramproy) uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)] III-3-2
uitspannen uitspannen: utspanǝ (Stramproy) Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.] I-10
uitwendig kruiwerk kruiwerk: kryjwɛ̄rǝk (Stramproy), krøjwɛ̄rǝk (Stramproy) Algemene benaming voor alle voorzieningen die aan de buitenzijde van de molen zijn aangebracht om de gehele molen of de molenkap naar de wind te draaien. [N O, 30h; Sche 60; monogr.] II-3
uitwerpselen van het paard paardskeutelen: pē̜rskøtǝlǝ (Stramproy) [A 9, 24b] I-9